Op een prominente plaats, tegen het binnentalud van de Westdijk –
nu Raadhuisstraat – en de westhoek van de
Voorstraat, verrees in 1587 een raadhuis.
Tot dan toe vergaderden de schepenen in een herberg en werd de
administratie bij de secretaris thuis gedaan.
Het jaar daarvoor had prins Maurits een bedrag van zeshonderd
gulden toegezegd als bijdrage voor de bouw van een kerk, toren en
uurwerk. Maar voor een kerk én een door hen gewenst raadhuis was
geen geld. De oplossing werd gevonden door een raadhuis te bouwen
met toren, luidklok en uurwerk waarin ook kerkdiensten konden
worden gehouden.
Naast de zeshonderd gulden van de prins moest de magistraat nog
vierentwintighonderd gulden ten laste van de stadskas opbrengen.
Die was echter leeg en men kreeg toestemming van de prins dit
bedrag op de minst schadelijke wijze door de ingezetenen te laten
opbrengen. Zelf reserveerde hij het 'gevangenhuis' onder de toren
en het kamertje tussen de roepstoel en het uurwerk om er charters
en andere papieren in op te bergen. Niet bekend is wie het
ontwerp voor het raadhuis maakte.
Voor de toren werden een uurwerk en twee luidklokken aangeschaft,
een grote en een kleine, de laatste voor het halve uur. De kleine
klok werd nieuw aangeschaft van de Utrechtse klokken- en
geschutsgieter Thomas Both.
Dit blijkt uit het opschrift van de
klok: "Soli Deo Gloria – Thomas Both me fecit 1588". Deze klok
verhuisde in 1610 van de raadhuistoren naar de Koepelkerk. Over
bleef de klok die nu nog steeds in de toren hangt en elk half uur
haar geluid doet horen. De herkomst hiervan is niet bekend. Deze
klok, zonder enig ornament of opschrift, is door de campanoloog
André Lehr, hoofdconservator van het nationaal Beiaardmuseum te
Asten, herkend als een model uit het einde van de 12e eeuw.
Het is een van de oudste luidklokken van Nederland en zeker de
oudste klok van Noord-Brabant. Toen de klok in 1588 of 1589 in de
pas gereed gekomen toren werd ingehangen, was zij dus
vermoedelijk al vier eeuwen oud!
Nog steeds slaat ze dag en nacht de hele en de halve uren
die het uurwerk haar aangeeft. Haar geluid werd gehoord als
de stadspoorten opengingen en voordat zij gesloten werden.
Er werd brand en onraad mee geklept. Ook werd er victorie
mee geslagen als er in oorlogsjaren een belangrijke stad
werd herwonnen of als er een vrede werd gesloten. Geluid
werd er bij de verjaardag van een prins van Oranje en zeer
langdurig bij diens dood. Men kon ook bij een gewone
begrafenis de stadsklok tegen betaling laten luiden. Tot
1922 werd ook zondagsavonds met de stadsklok geluid. Men
wist niet meer waar het voor diende, maar het was een
traditie geworden. De klok werd evenals de beide kerkklokken op 1
maart 1943 door de Duitse bezetters gevorderd.
Ze werd gelukkig niet tot oorlogstuig omgesmolten en in
september 1945 kwam de klok weer terug. Al gauw was haar geluid
weer elk half uur te horen.
Belangrijk was ook het luiden van de klok om de ingezetenen op
te roepen als er proclamaties en verordeningen werden
afgeroepen. In de toren was hiertoe een fraaie roepstoel met een
bakstenen stergewelf gebouwd. Boven de roepstoel was een
wapensteen aangebracht, welk wapen in 1798 tijdens het
Bataafs/Franse bewind werd verwijderd.
Op de toren prijkt sedert 1588 een zonnewijzer en bovenop de
torenspits een windwijzer in de vorm van een meerman met in
de hand een zwaard. Aan de zuidoostzijde van de toren stond
de kaakpaal met krammen, kettingen en beugels om daar
gestraften 'aan de kaak' te stellen. |
Aanvankelijk was het raadhuis een eenvoudig rechthoekig gebouw
met een toren tegen de korte gevel. De magistraat vond dit
kennelijk een beetje té eenvoudig en gaf in 1620 opdracht aan de
Dordtse steenhouwer Frans Leenwijnsse een ontwerp te maken voor
een Vlaamse gevel. Met een Vlaamse gevel wordt verstaan een
langgevel waarin in het midden een dakkapel is opgenomen. Er werd
een geheel nieuwe kap geplaatst, nu gedekt met leien in plaats
van dakpannen.
In het dak kwamen enkele dakvensters, die tot dan ontbraken. Op
de vliering werden rekken voor de musketten gezet en op de zolder
werd een kamer met portaal afgeschoten voor het bewaren van
'gereedschap van oorlog', zoals spiesen, hellebaarden, lonten en
scheppen. De rest van de zolder werd evenals de kelders verhuurd.
De beide zijgevels kregen ieder vier kantelen waarop als
versiering stenen peren en vlambollen werden geplaatst. Boven in
de voorgevel kwam in een nis het beeld van Vrouwe Justitia te
staan met zwaard en weegschaal in de handen. Dat beeld stond voor
recht en gerechtigheid.
Hopelijk zullen de schepenen dit in gedachten hebben gehad bij
hun rechtspraak. Het zwaard van de scherprechter is hier
overigens meermalen gehanteerd. De nieuwe gevel kreeg drie
hardstenen kruisvensters. Als baksteen werd, evenals in de
Koepelkerk, rode Leidse steen gebruikt, die goed glad geslepen
moest zijn. Boven de deur werden drie geschilderde en vergulde
wapenstenen geplaatst. In het midden dat van prins Maurits met
twee leeuwen met links daarvan het wapen van het hertogdom
Brabant en rechts het stadswapen. Deze wapenstenen werden
eveneens in 1798 verwijderd. In 1937 werden bij de restauratie
nieuwe wapenstenen aangebracht, waarbij het wapen van Brabant
vervangen werd door dat van Jan IV van Glymes, de markies van
Bergen op Zoom.
Bij een grote restauratie in 1786 wilde men het gebouw zijn
oorspronkelijke schoonheid teruggeven. De verweerde oude stenen
en de voegen moesten van alle vuiligheid ontdaan worden om het
oude en nieuwe werk "één egale, uniforme en sierlijke couleur te
doen bekomen". De toren, die naar het zuidoosten ging afwijken,
werd aan het raadhuis geankerd.
In 1807 werd de koningsspil (de paal op de spits) van de toren
vervangen en de daarop staande windwijzer gerepareerd. Vijf jaar
later werd op de toren een semafoor (seininrichting) geplaatst,
waardoor de toen olijfvormige torenspits moest worden afgebroken.
De in 1815 herbouwde torenspits kreeg toen het huidige profiel.
Wat in onze ogen een verminking was, maar toen waarschijnlijk als
verfraaiing werd gezien, was het plaatsen tijdens de renovatie
van 1869 tot 1873 van zgn. Engelse schuiframen en de
bepleistering van de voorgevel. Bij de restauratie van 1933 tot
1943 werd de bepleistering ongedaan gemaakt en werden de
oorspronkelijke kruisvensters teruggebracht. In 1973 verloor het
zijn functie als stadhuis aan het gerestaureerde Mauritshuis en
het werd in 1999 door de nieuwe gemeente Moerdijk verkocht. Na
een aantal jaren leegstand en verwaarlozing werd het gebouw
gekocht door mevr. Böhm, ook eigenaresse van het Arsenaal, die
het pand in 2003/2005 prachtig liet restaureren. Op 26 november
2005 werd het oude raadhuis in al zijn oude glorie officieel
geopend door de laatst zittende burgemeester van dit raadhuis,
de heer J.H. Reinders.
Tekst: |
C. van Mastrig |
Foto: |
C. van Mastrigt 1997 |
|