West-Brabant moest ook eerst bevrijd worden om de Duitsers terug te dringen over het Hollandsch Diep om zodoende de geallieerden via Woensdrecht toegang te verschaffen tot Zuid-Beveland. Daarvoor diende de Kreekrakdam, die Noord-Brabant met Zuid-Beveland verbond en de enige toegang was tot de Scheldemonding, te worden veroverd. Dan konden de geallieerde eenheden de strijd aanbinden met de Duitse troepen op Walcheren om zo de Westerschelde en de Schelde voor geallieerde schepen vrij te maken. Bovendien om de eigen troepen, die Zeeland in zouden trekken, op de flank te beveiligen en tenslotte om door te kunnen stoten tot het Volkerak, het Hollandsch Diep en de Maas. Daardoor zou achter de brede waterhindernis een betrekkelijk veilige pas-op-de-plaats kunnen worden gemaakt en kon de kans op een grote Duitse aanval over water uitgesloten worden geacht. Bovendien bestond de mogelijkheid dat bij een snelle doorstoot naar Moerdijk de terugtocht over de bruggen voor menig Duits onderdeel zou worden geblokkeerd.
De Slag om de Schelde 28 september/ 2 oktober – 8 november 1944
De haven van Antwerpen kwam mede door deze Slag weer vrij.
Gedurende het grootste deel van november werd hard gewerkt om de haven van mijnen te zuiveren en op 26 november 1944 arriveerden drie geallieerde kustvaarders vanuit Engeland in Antwerpen.
Twee dagen later liep het eerste geallieerde konvooi bestaande uit achttien zeeschepen, Antwerpen binnen. Op 1 december kon in Antwerpen alweer 10.000 ton goederen per dag worden gelost
De bevrijding 20/ 27/ 30 oktober – 9 november 1944
Hoe was het in Willemstad?
Zaterdag 28 oktober 1944
Op zaterdagmorgen werden overlevenden van een boot van de Kriegsmarine, die door geallieerde vliegtuigen nabij Dintelsas tot zinken was gebracht, per boerenkar naar Willemstad gebracht. Zij werden opgenomen in het pand Voorstraat 13 waar hun kleding werd gedroogd. De Duitse marinemannen wilden ‘s avonds per se naar Dordrecht, daar zij het front te dichtbij vonden komen. Maar ook de overige Duitsers in Willemstad dachten aan ‘inpakken en wegwezen’. Alleen wisten ze niet goed hoe. Een oplossing vonden ze door de burgemeester opdracht te geven ongeveer 15 wagens elk bespannen met twee paarden, te vorderen van landbouwers, die bovendien voor iedere wagen nog een voerman ter beschikking moesten stellen. De wagens moesten zich om 17.00 uur melden vóór de school C.N.S. aan de Singel. De nodige ‘Bescheinigungen’ voor de terugreis en voor de overtocht over de Moerdijkbrug konden betrokkenen voor het vertrek afhalen op het Bureau van de Duitse Wehrmacht dat gevestigd was in villa ‘Vesta’ naast de C.N.S. De vorderingsbewijzen werden op het gemeentehuis klaargemaakt en bij 15 landbouwers bezorgd. Ze waren gestempeld met het handtekeningenstempel van de waarnemend burgemeester Van Campen. De karren werden geladen met oorlogsmateriaal: brandstoffen, voedsel, fietsen, kaarsen enz.
Het werd een risicovolle reis die gelukkig goed is afgelopen. Zondagmiddag rond 16.00 uur waren ze allen weer veilig terug in Willemstad.
Zondag 29 oktober 1944
Zondagmiddag werd op de Stadsedijk een Duitse colonne door geallieerde vliegtuigen verrast en aangevallen. Drie Willemstadse burgers raakten gewond. Een daarvan, Dirk Huibert Sneep, oud 75 jaar, overleed op 4 november aan zijn verwondingen in een ziekenhuis in Dordrecht.
In de nacht van 29 op 30 oktober zetten de geallieerden de eerste artillerieduels op Willemstad in. Sommige mensen spoedden zich naar een schuilkelder om daar de nacht door te brengen. Hier en daar sloegen granaten in.
De Duitsers richtten in een bunker in Bastion Gelderland voor hun gewonden een noodhospitaal in.
Maandag 30 oktober 1944
Op de Voorstraat stonden die morgen veel Duitse huifkarren die gewonden vervoerden. ‘s Morgens om 08.00 uur vielen er weer granaten. Eén ervan sloeg in op de stoep voor een huis in de Voorstraat.
Dokter Schiphorst, hoofd Luchtbeschermingsdienst, deed zijn ronde en beval iedereen in de kelders of de schuilkelders te gaan. Zo gingen de inwoners van Willemstad, bepakt en bezakt, naar het Kruithuis in Bastion Utrecht, naar de kelders onder het gemeentehuis, naar de diverse onderkomens in de wallen en naar de forten de Hel en Sabina Henrica. Zieken en gewonden werden door de EHBO-ploeg opgehaald en naar het Kruithuis gebracht.
Dinsdag 31 oktober 1944
Willemstad lag zo goed als onophoudelijk onder een hevig kruisvuur van granaten, maar werd ook nog vanuit de lucht door vliegtuigen bestookt. Het was voor de burgers levensgevaarlijk zich buiten de schuilplaatsen te wagen. Naar schatting zo’n 400 personen hadden op de zolders van het Kruithuis aan het einde van het Molenpad beschutting gevonden. Beneden was het hospitaal voor de zieken. Later kwamen daar nog vele mensen bij toen die door de Duitsers uit de kleine schuilkelders in de wallen waren verdreven. Ook zaten er ca. 200 mensen in de kelders onder het gemeentehuis. Anderen hadden een veilig onderkomen gevonden in de bunker in de wal achter de molen en in diverse kelders. Op voorstel van dokter Schiphorst werd een centrale keuken ingericht in de slagerij van de gebr. Van Sprang in de Hofstraat. Alle koeien waren uit de stallen in de vesting (Groenstraat, Kerkring, Grimhoek en Achterstraat) gehaald (of losgebroken). Zij liepen veelal op de wallen. Als er een koe door granaatvuur gedood of gewond werd (en dat gebeurde vaak) werd deze naar de slagerij gebracht. Er was dus voldoende vlees. Vrijwilligers brachten het eten van kok Wim van Sprang naar de verschillende schuilplaatsen. Dat was een karwei vol gevaren.
Op fort Sabina Henrica kookte slager Bas Wigant. Dit alles was geen sinecure: de elektriciteit viel op een gegeven moment uit en uit de kraan kwam geen druppel water meer.
De Duitsers bleven zich via de Willemstadse haven terugtrekken, maar trokken daardoor wel geallieerd artillerievuur aan. Het Mauritshuis, het hotel van Ruitenberg en een groot aantal huizen werden daardoor beschadigd.
Ook de Stadsedijk lag aanhoudend onder granaatvuur.
Op 31 oktober sneuvelden aan de Oostdijk, bij het kleine dijkje ter hoogte van het huidige zwembad, door beschietingen uit geallieerde vliegtuigen, vier Duitse militairen. Zij werden door hun kameraden op de plaats waar zij vielen begraven. Op hun graven werden kruisen geplaatst. Na de oorlog zijn zij herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats IJsselsteyn (Limburg). In de Oostdijk waren overal gaten gegraven, waarin de Duitsers mitrailleurs opstelden. Deze mitrailleurposten waren een dankbaar doelwit voor de geallieerde vliegers.
Dokter Schiphorst organiseerde verder nog een burgerpatrouille die ‘s nachts de ronde deed om hulp te bieden waar dat nodig was, maar ook om een oogje in het zeil te houden bij de verlaten huizen.
Woensdag 1 november 1944
Weer hevig geconcentreerd artillerievuur op Willemstad. Vooral de Stadsedijk had het zwaar te verduren. De Engelsen hadden van hun artillerie een wapen gemaakt van een koude methodische wreedheid die zelden geëvenaard was. ‘Ze gebruikten hun geschut als vliegenmeppers’
Landbouwer Korstiaan Dane (oud 39 jaar), werd dodelijk getroffen in de kelder van zijn woning aan de Stadsedijk. Martinus van Enthoven (oud 59 jaar) en zijn zoon Johannes (oud 34 jaar) werden door granaatscherven ernstig verwond en overleden later aan hun verwondingen.
Donderdag 2 november 1944
De artilleriebeschietingen gingen onverminderd voort. Opnieuw vielen er in Willemstad slachtoffers. Mevrouw Maria van Waardenburg-van Antwerpen (oud 83 jaar) werd bij een beschieting dodelijk getroffen op de Helsedijk nabij fort de Hel.
Cornelis Frans de Visser (oud 55 jaar) was met zijn toen 21-jarige zoon Adam rond 15.00 uur brood gaan halen. Vader De Visser stuurde zijn zoon met het brood door naar de schuilkelder achter de molen. De Visser ontmoette op de Bovenkade voor zijn woning Barend Oosters (oud 62 jaar), met wie hij een praatje maakte. Plotseling sloeg een granaat in; beide mannen werden gedood.
Het vuren nam meer en meer toe. De nachten duurden vreselijk lang. Rustig slapen was er niet meer bij. Dezer dagen lieten de Duitsers de Nieuwe Sluis aan de Oostdijk springen. Aan de sluisdeuren van de Bovensluis hadden zij dynamiet bevestigd, maar dit is niet ontploft. Waarschijnlijk waren de elektrische ontstekingsdraden door hevig granaatvuur kapotgeschoten.
Vrijdag 3 november 1944
De artilleriebeschietingen namen nog steeds in hevigheid toe.
‘s Avonds kon men in Willemstad de branden zien die Klundert en Noordhoek teisterden.
Zaterdag 4 november 1944
Er was al dagen een vijandelijke vuurleiding in de Ruigenhilse polder, die ook een aantal kanonnen bezat. Regelmatig werd daarmee op de geallieerden geschoten, die vanzelfsprekend terugvuurden. Zo was er een Duitse batterij op boerderij ‘Moria’. Ook was er nog een Duitse vuurleiding in huize ‘Nelly’, Koningin Wilhelminalaan 6, waar ook de Ortskommandantur gevestigd was. Vermoedelijk op 3 november werd de vuurleiding verplaatst naar de boerderij van Adriaan Hoogerwerff aan de Oostdijk 8. Nauwelijks was dit gebeurd of villa ‘Nelly’, eigendom van Pieter van den Hil, werd door geallieerde vliegtuigen gebombardeerd.
De Duitsers stelden daarna hun kanonnen op in de boomgaard van P.C. Bom aan de Noordlangeweg 8, waarna de vuurleiding van de boerderij van Hoogerwerff vertrok naar de hoeve ‘Leeuwenstee’ ook aan de Oostdijk gelegen. Ook de schuur van de boerderij van Hoogerwerff werd gebombardeerd nadat de vuurleiding al verplaatst was. Op het moment van het bombarderen van de schuur, werd er juist een kar met munitie de schuur ingereden, die dan ook prompt in de lucht vloog.
Het verhaal wordt eentonig: nadat hoeve ‘Leeuwenstee’ aan de Tonnekreek verlaten was, werd de boerderij op 4 november getroffen en brandde hij geheel uit. Het woonhuis werd eveneens een prooi der vlammen. Een monumentaal complex werd zodoende in enkele ogenblikken totaal verwoest. De geallieerde vliegtuigen mitrailleerden ook tijdens het luchtbombardement op de ‘Leeuwenstee’. De familie Van den Hil zat in een eerder door haar gegraven schuilkelder.
P.A. van den Hil deelde zijn herinneringen in ‘De Ravelyn’. Hier een korte samenvatting. In de tweede helft van oktober 1944 hadden zich reeds Duitsers op ‘Leeuwenstee’ gevestigd met een veldkeuken. In de schuur stonden twee veldkeukens. Er werd eten bereid en bezorgd bij de militairen aan het front. Bewoners van Tonnekreek werd opgedragen aardappels te schillen. Er werden koeien geslacht, iedere dag wel een. Niet de koeien van de familie Van den Hil want in het voorjaar was mond-en-klauwzeer uitgebroken in hun veestapel. Eind oktober begonnen de beschietingen op Willemstad. De veldkeuken vertrok toen het menens werd. Op 2 november omstreeks 10.30 uur vielen de eerste granaten bij Tonnekreek. De familie Van den Hil met de bij hun verblijvende personen, totaal twaalf, gingen in de schuilkelder. Die was zo’n 50 meter van de gebouwen in de grond uitgegraven aan de zijkanten en van boven gestut met zware balken en afgedekt met een meter grond. De beschietingen hielden aan. Soms was het even wat rustiger. Op 4 november was er veel granaatvuur en er werd uit vliegtuigen geschoten. In de boomgaard stonden zo’n 250 – 300 fietsen. Opeens vertrokken de Duitsers haastig. Een half uur later werd er gebombardeerd. De eerste bom viel in het land tussen de Oostmiddelweg en de boerderij, de tweede in de schuur en de derde in het water van de Tonnekreek. De vierde trof de schuilkelder van de familie Lodders aan de Tonnekreek onder Klundert. Daarbij vielen zeven doden. De vijfde viel bij Crezee in de mestvaalt.
Nadat de vliegtuigen weg waren en het rustig bleef, kon men zien wat er aangericht was. De gevels van de schuur waren naar buiten gevallen en alles binnenin stond in lichterlaaie. Het huis stond nog overeind. Je kon er niet heen vanwege de in de hitte ontploffende munitie die in de schuur lag.
Tijdens de beschietingen zocht mensen aan de Bovensluis ook een veilig heenkomen in de schuilkelders. Zo zat Christiaan van Maastricht in een schuilkelder aan de dijk van de Bovensluis, toen hij een bom tegen zijn been kreeg, die in het deurgat naar binnen rolde. Gelukkig ontplofte de bom niet.
Aan de Stadsedijk werd Nicolaas van Gend (oud 36 jaar) door een granaat dodelijk getroffen. Hij werd op 7 november in de voortuin van de Boerderij van Bas Oostdijck begraven.
Waarnemend (NSB) burgemeester van Willemstad Adriaan van Campen op 4 november 1944 uit zijn ambt gezet
Adriaan van Campen was een vóóroorlogse burgemeester van Dinteloord en Prinsenland én Fijnaart en Heijningen die de Duitse zijde had gekozen en op 10 november 1941 lid was geworden van de Nationaal Socialistische Beweging in Nederland (N.S.B.). Met ingang van 1 maart 1942 tot 4 november 1944 was hij ook nog waarnemend burgemeester van Willemstad. Hij had de bijnaam ‘De Schrik van West-Brabant’.
Bij de bevrijding van Dinteloord op 4 november werd hij bij een luchtaanval door een granaatscherf gewond. De Dinteloordse O.D., de illegale Nederlandse Ordedienst, nam hem gevangen en leverde hem over aan de geallieerden in Bergen op Zoom. Hij werd door hen onmiddellijk uit zijn functie gezet.
Hij heeft zich voor zijn wandaden moeten verantwoorden voor het Bijzonder Gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch op 29 oktober 1947 en een nadere behandeling op 4 februari 1948.
Na zijn afzetting trad wethouder H.H. Harmsen van 4 november 1944 tot 3 maart 1945 op als locoburgemeester.
.