Het
molenrecht was een van de zgn. 'Heerlijke Rechten'. De heer had
het recht de bouw van een molen al of niet toe te staan en het
recht om de boeren uit zijn heerlijkheid te dwingen hun graan op
die molen te laten malen.
In Willemstad werden de opeenvolgende windkorenmolens op last en
voor rekening van de prins van Oranje gebouwd. De molen werd
steeds, meestal voor zeven jaar, aan een molenaar verpacht.
Omdat ook deze molen een dwang- of banmolen was, kon een
behoorlijke pacht verlangd worden.
De eerste korenmolen die in Willemstad gebouwd werd was een
standermolen en stond op een 'scheel kwartier', een soort half
bastion, daar waar later bastion Gelderland werd aangelegd. Dat
scheel kwartier werd naar de molen de 'Molenbergh' genoemd. Die
molen moet dus op zijn vroegst in 1584 zijn gebouwd.
In 1589 werd de standermolen naar het bastion Utrecht
verplaatst. Bij de standermolen hoorde ook een rosmolen. Op
verzoek van de molenaar werd in 1591 een nieuwe molenweg
aangelegd van het bastion naar de Rinck van de kerckhove.
In 1734
werd besloten tot de bouw van een nieuwe stenen windkorenmolen.
Dit naar aanleiding van klachten en waarschuwingen van de
molenaar over de toestand van de standermolen. Er werd gezocht
naar de beste standplaats hiervoor. Die vond men op de Oostdijk
(nu Bovenkade), waartoe twee huisjes werden aangekocht en
gesloopt.
Er werd een publieke aanbesteding gehouden voor een stenen
stellingmolen, waarna door de Nassau Domeinraad besloten werd de
bouw van de molen niet aan de minste inschrijver te laten maar
aan Pieter Janse Timmers en
Hendrik Roubos, molenmakers te Rotterdam en Krimpen, voor f
8000,- en voor een extra-ordinaire beloning van f 100.
De oude standermolen bracht nog f 550,- op. Deze werd gekocht
door P.J. Timmers, die ook aannemer was van de nieuwe stenen
molen te Klundert.
De bouw verliep niet naar wens. De rentmeester had 'onnoemelijke
moeite' met de aannemers, die grove fouten maakten en hem zelfs
thuis bedreigden. De defecten moest hij door anderen laten
herstellen.
Op een gevelsteen prijkt de naam van de molen
"d'Orangemolen 1734".
In 1795 werden de bezittingen van de prins van Oranje door de
Bataafse Republiek in beslag genomen en beheerd door de
'Commissie tot administratie van de geabandonneerde goederen van
de Vorst van Nassau'. Veel van de vroegere domeinbezittingen
werden in de loop der jaren aan particulieren verkocht,
waaronder ook de Orangemolen.
Op 10 november 1951 werd na een restauratie van de oorlogsschade
de molen door molenaar B. van der Linden officieel in gebruik
genomen. Kort daarna liet Van der Linden bij de molen, na
afbraak van een viertal huizen, een graanpakhuis bouwen, waar
ook een elektrisch maalwerk kwam te staan. De molen werd
verkocht aan de heer P.C. Louwers, die er een woonbestemming aan
gaf. In 1989 verkochten de erfgenamen de molen aan de huidige
eigenaar/bewoner A. Bussing. Na een langdurige stilstand, zonder
wieken, werd in 1999 tijdens een grote restauratie een nieuwe
staart geplaatst en werden er twee nieuwe stalen roeden met een
vlucht van 25 meter met Oud-Hollandse tuigage aangebracht.
Sinds het voorjaar 2005 wordt er weer een bescheiden hoeveelheid
meel gemalen, waar bakker Bussing in eigen bakkerij Willemstads
molenbrood van bakt.
Tekst: |
C. van Mastrigt |
Foto: |
P.H. Oosters |
|