Uit: Ravelyn jaargang 7 nr. 4 – december 1989
Willemstadse boerderijen II
door P. Hartmans architect NVA.
Stads- en Dijkboerderijen
De stadsboerderijen
Anders dan de boerderijen in de polder beschikten de boerderijen
in de stad niet over een groot terrein, maar waren ingeklemd
tussen andere omringende bebouwing. Oorlog en slijtage hebben
ook hier voor de nodige stadsvernieuwingen gezorgd.
Een lang bewaard gebleven boerderij is die welke aan de
Voorstraat heeft gestaan Op de plaats waar nu de Rabobank staat,
stond voor 1950 een grote schuur die bij de naast gelegen woning
behoorde en waar vroeger de herberg de "Prins van Orange" is
geweest.

In de schuur was een kelder met opkamer die deel uitmaakte
van de woning. Op de tekening is duidelijk te zien dat we hier
met een schuur met schilddak hebben te maken. Het spantwerk van
de schuur duidde er op dat dit ouder was dan de stenen
voorgevel. De voorgevel van de woning is te dateren uit de
eerste helft van de 19e eeuw, waaruit we mogen concluderen dat
er een vernieuwing heeft plaats gehad.
Een geheel andere boerderij is die van de fam. Van der Gijp
aan de Kerkring, waar vroeger een bierbrouwerij gevestigd was.
Op de bewaard gebleven voorgeveltekening is te zien dat de
inrijdeuren een afwijkende vorm bezaten.

Het bovengedeelte in het halfrond klepte naar binnen toe open
en moest alleen voor hogere vrachten geopend worden. De woning
had aan de straatzijde een kelder met opkamer en is in het begin
van de 19e eeuw gebouwd, vermoedelijk ter vervanging of als
aanvulling op het huis dat nu door de fam.Manneke (Kerkring 37)
wordt bewoond.
Op de hoek van de Kerkring en het Molenpad was de boerderij
waar tot 1828 de wed. Hagens, voordien de wed. van B. de
Koekoek, heeft gewoond en waarvan de schuur voor enige jaren
plaats heeft moeten maken voor een tweetal woningen. De houten
schuur, groot ca. 14.50 x 11 meter, bezat een deel die op het
Molenpad uitkwam met links daarvan de stal. De buitenwand der
stal is in 1920 vervangen door een stenen muur.

Op de plaats waar nu het "Steunpunt"(verzorgingscentrum van
de aanleunwoningen) is, stond voorheen de boerderij van de fam.
Maat. De geveltekening laat zien hoe voort de bevrijding in 1944
de situatie was.


Achter deze boerderij liet H.H. Maat in 1938 een, voor die
tijd moderne, dubbelrijige koestal met brede voergang en
hooizolder bouwen.
De oorspronkelijke gedachte was de hooizolder van gewapend beton
te maken, maar tijdens de uitvoering is dit veranderd in een
houten zolder.
De stal heeft de oorlog overleefd, maar heeft nadien plaats
moeten maken voor de aanleunwoningen bij het Steunpunt.
In de Achterstraat is in de laatste oorlog de houten schuur
van Kr. van der Gijp verloren gegaan en vervangen door een
nieuwe stenen schuur met de nokrichting evenwijdig aan de
straat. De oude schuur vertoonde gelijkenis met de schuren aan
de Groenstraat, maar dan met een klein schild. De aan de
Landpoortstraat gelegen woning stond via het achtererf in
verbinding met de schuur.
Aan de Groenstraat stond voor de bevrijding de boerderij van
C. M. van der Slikke. Een gedenkplaat over de eerste
steenlegging der schuur is bewaard gebleven en is nu op de
zolder van het Mauritshuis te zien; ze vermeldt dat de schuur in
1795 (na het bombardement der Fransen) is herbouwd. De
bouwmanswoning die bij deze schuur behoorde, stond aan de
Voorstraat op de plaats waar nu de pastorie der Gereformeerde
kerk staat.
In 1916 is door P. Pop naast de schuur een landbouwerswoning
gesticht. Het is een
woning met alcoof in plaats van bedsteden. Het dak is een z.g.
Mansarde kap of gebroken kap.

Een andere, grote houten, schuur in de Groenstraat stond aan
de noordwestzijde. Ze is na een brand in 1906 door de wed. L.
Korteweg in steen herbouwd. De topgevel is afgewerkt met houten
dakoverstekken. De schuur is in de jaren zeventig door de fam.
Spanjaard tot woning verbouwd.
Dakoverstekken waren er ook aan de boerderij tegenover het
Mauritshuis aan de Hofstraat. Volgens de gevelsteen in 1892
opgericht.
Woning en schuur waren hier ineengebouwd. De naast het
woongedeelte gelegen deel liep door tot aan de achtergevel, de
overblijvende ruimte van de schuur was ingericht als stal met
daarboven een hooizolder.
Naast boerderijen zijn er ook koestallen geweest. In oude
bevolkingsregisters vindt men o.a. het beroep van koemelker. Een
van deze stallen was aan het Vossenhol. Op deze plaats staat nu
het "Schippershuis", dat deel uitmaakt van het "Wapen van
Willemstad".
Behalve de besproken boerderijen zijn er nog enkele waarvan
nog niet voldoende gegevens zijn gevonden, zoals die van Punt en
van Van Mourik aan de Groenstraat en die van Kruisbeek en van
Boertjes aan de Grimhoek.
De dijkboerderijen aan de Stadse- en Helsedijk
Dijkboerderijen onderscheiden zich van boerderijen in de
polder of in de stad doordat ze op een hellend terrein (de
dijktaluds, ook wel dijkbermen genoemd) staan. De toegang naar
de boerderijen is over de kruin van de dijk. Hoewel bij de
uitgifte van de gronden aan de teen van de dijk ruimte werd
vrijgehouden, is deze nergens gebruikt als ontsluiting voor de
bebouwing.
De dijkboerderijen zijn onder te verdelen in twee typen n.l.
in die met schuren waarvan de deel evenwijdig aan de dijk ligt
en in die met schuren waarbij de deel dwars op de dijk ligt. Bij
beide typen ligt de stal steeds aan de lage achtergevel,
evenwijdig aan de dijk. In veel gevallen zijn huis en schuur
aaneengebouwd maar met gescheiden daken.
De woningen hebben twee leefniveaus, namelijk op het peil van
de dijkskruin en één op het lager gelegen peil aan de
achtergevel. Het onderling hoogteverschil bedraagt tussen de
1.00 en 1.60 m. In het laaggelegen deel van de woning vindt men
de werkruimten als karnhuis, waskeuken en bakkeet. Op dijkniveau
de woon- en zitkamer. De zolder diende voor het bewaren van
graan.

Het karnhuis
Voor de komst van de Stoomzuivelfabriek te Fijnaart in 1903
werd de melk op de boerderij verwerkt tot boter en op de
botermarkt verkocht. In de woning had men voor dit werk een
vertrek tot zijn beschikking: het karnhuis.

Het karnen kan op verschillende manieren gebeuren. Een veel
toegepaste methode was het stampen of plonsen van de melk. De
daartoe voorbereide melk werd in een ton met de toepasselijke
naam karnton gedaan, waarin een stamper op en neer werd bewogen.
De stamper bestond uit een stok met onderaan een plank in de
vorm van een kruis of ring, in sommige streken wel druif
genoemd. De benodigde arbeid voor dit op en neer bewegen kon ook
geleverd worden door een karnmolen. De karnmolen bestaat uit een
groot rad waarin een hond loopt en een rondsel met excentriek
dat de rondgaande beweging omzet in een op- en neergaande
beweging.
karnmolen en karnton waren door een wand van elkaar gescheiden.
Kelders in dijkhuizen

Veeal is de kelder gelegen onder de bedsteden in de woon- of
zitkamer.
Waar deze ruimte voor de gebruiker onvoldoende groot was,
vergrootte men haar eenvoudig door er één of twee nissen aan te
bouwen.

De hier getoonde woning is van het type waarbij de vertrekken
aan één zijde van de gang gelegen zijn; dit maakte in dit geval
mogelijk zonder grote ingrepen een kamer in de schuur te maken.
(wordt vervolgd)
Gewijzigd:
06-03-2013
Beheer website:
Piet Polak
© Heemkundekring "De Willemstad" |
|