1795 – 1813 Bataafs/Franse tijd
Rekwisities
De komst van de Fransen in 1795 bracht veel narigheid met zich
mee. Er moest regelmatig een grote hoeveelheid paarden,
slachtvee, graan, haver, stro en hooi aan de Franse troepen
worden geleverd. Normaal zou dat verwelkomd zijn, maar de
betaling geschiedde in assignaten, waardeloos papiergeld, dat
men verplicht was van de Fransen te accepteren. Deze assignaten
werden echter door niemand anders als betaling aanvaard. Ook
voor de legering van de soldaten ontving de stad deze waardeloze
papieren. Het zou jaren duren voordat er een fractie van werd
terugontvangen. Bovendien was de enorme schade van het
bombardement van 1793 nog niet afgewikkeld, waardoor Willemstad
met een torenhoge schuldenlast bleef opgezadeld.
 |
Een Engelse spotprent op de eisen en het
gedrag der Fransen na de Bataafse Omwenteling. |
Gemeentebestuur
De oranjegezinde magistraat (stadsregering) werd niet, zoals in
de meeste andere plaatsen, vervangen door patriotten. Bij de
verkiezing van een nieuw gemeentebestuur in 1796 werd de
oranjegezinde baljuw Johannes van Oldenborgh met grote
meerderheid van stemmen herkozen, evenals de zittende schepenen.
De Staten-Generaal accepteerde de verkiezing van Van Oldenborgh
niet en benoemde de patriottische gezinde M.H. van Oosterzee in
diens plaats. Ook twee schepenen die verdacht werden van een
antipatriottische houding in 1787 konden de goedkeuring van de
patriottische Hoogmogende Heren niet wegdragen. Gedurende de
gehele Bataafs/Franse tijd bleef de bevolking van Willemstad
oranjegezind en liet dit ook dikwijls blijken.
Garnizoen
Na de eerste hectische maanden van 1795 werd het rustiger in
Willemstad. Een klein Frans garnizoen bleef achter, in de loop
van dat jaar vervangen door twee incomplete compagnieën
Zwitsers, die tot maart 1797 in Willemstad gelegerd bleven. In
de jaren daarna was er slechts een gering garnizoen, meestal
bestaande uit een klein detachement artilleristen. Wel werden
regelmatig op doortocht zijnde Franse en Bataafse soldaten voor
korte tijd hier gelegerd.
In 1810, na de inlijving bij Frankrijk, werden er Franse
troepen, marechaussees en douaniers in Willemstad gestationeerd.
Bovendien werd een korps kanonniers kustbewakers (gardes-côtes)
opgericht, waarvan één compagnie in Willemstad gelegerd werd.
Willemstad diende 15 kanonniers te leveren, vrijwillig of
aangewezen.
De Franse troepen werden afgelost door een bataljon van het 3e
Regiment Irlandais, later 3e Regiment Etrangers genoemd. Naast dit
vreemdelingenleger waren er Spaanse krijgsgevangenen, die tewerk
waren gesteld bij de bouw van de forten De Ruijter (nu
Sabina-Henrica) en De Hel.
Bestuurlijke indeling
Op 11 juni 1795 constitueerden afgevaardigden uit het voormalige
generaliteitsland Staats-Brabant zich tot provisionele
vertegenwoordigers van 'Bataafsch Braband'. Pas per 1 maart 1796
werd Bataafs Brabant als gelijkgerechtigde provincie erkend. Het
gemeentebestuur van Willemstad, dat tot 1795 onder het
gouvernement van Oranje stond (zie
1587) en zich geen onderdeel achtte van Bataafs Brabant,
was nu verplicht een keus te maken onder welke provincie hij
zich wilde stellen. Een verzoek werd ingediend om bij Bataafs
Brabant gevoegd te worden, maar de Nationale Vergadering, die de
Staten-Generaal had opgevolgd, besloot bij resolutie van 2 april
1796 dat Willemstad, evenals Dinteloord, zich naar de orders van
de Provinciale Staten van Holland had te reguleren. Gesteund
door het provinciaal bestuur van Brabant werden echter herhaalde
verzoeken gedaan om bij Bataafs Brabant gevoegd te worden. Op 19
mei 17 97 vaardigde de Nationale Vergadering een decreet af
waarbij de territoriale rechten over Willemstad en Dinteloord
door de representanten van Bataafs Brabant zouden worden
uitgeoefend, behoudens enkele hangende financiële kwesties.
Door de grondwet van 1798 werd Bataafs-Brabant verdeeld in de
departementen van de Dommel (ten oosten van de Donge met als
hoofdstad 's-Hertogenbosch) en Schelde en Maas (Brabant ten
westen van de Donge, samen met de Zeeuwse eilanden met als
hoofdstad Middelburg). Krachtens de grondwet van 1801 kwam aan
deze bizarre indeling een eind. De voormalige Hollandse gebieden
ten zuiden van het Hollandsch Diep, zoals Klundert, Zevenbergen
en Zwaluwe, kwamen nu ook bij Brabant.
Het departement Brabant werd in 1806 opgenomen in het Koninkrijk
Holland. Koning Lodewijk Bonaparte moest onder druk van zijn
broer keizer Napoleon I op 1 maart 1810 afstand doen van het
gebied van Schelde en Maas, op 1 juli gevolgd door zijn
resterende koninkrijk. Willemstad was dus sinds 1 maart 1810 een
onderdeel van het Franse keizerrijk, ingedeeld in het
arrondissement Breda van het Departement des Deux Nethes, met
als hoofdstad Antwerpen.
Zowel koning Lodewijk Bonaparte als keizer Napoleon bezochten
Willemstad. De eerste op 27 en 28 april 1809, de laatste op 4
oktober 1811.
Seinposten
In juli 1809 landde een groot Engels invasieleger op Walcheren
met het doel om Antwerpen te veroveren. Willemstad werd in staat
van beleg gesteld. Gedurende de aanwezigheid der Engelsen in
Zeeland was de kustbeseining onderbroken. Om toch de bewegingen
van de Engelsen zo snel mogelijk door te geven aan generaal
Dumonceau in Ossendrecht en aan koning Lodewijk in het Loo, werd
in aller haast een nieuwe keten van seinposten opgericht. Deze
begon in Ierseke en vandaar via Tholen, Bergen op Zoom,
Steenbergen, Dinteloord, Willemstad, Buitensluis,
Mijnsheerenland, Rotterdam en verder naar Amsterdam waar een
zijtak was naar het Loo. Om de seinmasten een zo groot mogelijk
bereik te geven werden deze op de kerktorens van de diverse
plaatsen gezet. Deze seinposten waren van een verbeterd Hollands
type met ballen. In Willemstad werd de seinpost, een grote
seinpaal met een dwarsra, op de Koepelkerk geplaatst. Pas in
juli 1810, maanden na het vertrek der Engelsen, werd de seinpost
ontmanteld.
Willemstad bleek echter niet lang van een seinpost verlost te
zijn, want op 4 juli 1811 werd besloten om in aansluiting met de
kustbeseining een lijn van semaforen aan te leggen tussen
Goedereede en Willemstad. Deze "ligne semaforique de Willemstad"
werd aangelegd om eventuele vijandelijke scheepsbewegingen op
het Haringvliet en Grevelingen/Krammer/Volkerak waar te nemen en
door te geven. Dit keer werd gebruik gemaakt van Franse
semaforen met wieken naar het model van Chappe. In augustus werd
met de constructie hiervan begonnen. De semaforen werden
geplaatst op de torens van Goedereede, Middelharnis, Oude Tonge,
Ooltgensplaat en Willemstad. In Willemstad werd ditmaal niet de
kerktoren maar de toren van het stadhuis gebruikt, die hiervoor
zijn spits moest opofferen.
Deze lijn heeft tot het vertrek der Fransen op 10 december 1813
gefunctioneerd.
Vertrek der Fransen
Met de catastrofale terugtocht van de "Grande Armée" uit Rusland
eind 1812 begon de aftakeling van het Franse Imperium. In de
Volkerenslag bij Leipzig (16-19 oktober 1813) werd Napoleon
verpletterend verslagen door de Russen, Pruisen en
Oostenrijkers. Begin november 1813 bereikten oprukkende Russen
de Nederlandse oostgrens. De 24e november werd door de Franse
commandant in Willemstad de staat van beleg afgekondigd. Op 30
november landde prins Willem Frederik in Scheveningen en werd op
2 december tot soeverein vorst der Nederlanden geproclameerd,
hoewel nog een groot deel van het land in Franse handen was.
Op 5 december werd Hellevoetsluis door de Fransen ontruimd. Het
daar gestationeerd Frans flottielje vertrok naar Willemstad,
maar kon niet doorvaren naar Antwerpen omdat het fort Duquesne
bij Ooltgensplaat al was gevallen.
Op 7 december kreeg de commandant van Willemstad opdracht van de
Franse generaal Decaen om met het bataljon Regiment Etrangers
direct naar Antwerpen te vertrekken voor nieuwe orders. Op 10
december werden de in Willemstad gelegen schepen verlaten en
vertrokken de laatste Fransen uit Willemstad. Keizer Napoleon
was woedend over het verlaten van Breda en Willemstad. Hij
meende dat een zeemacht alleen al Willemstad had kunnen
verdedigen en ontsloeg generaal Decaen op staande voet.
Hersteld Nederland
Vesting Willemstad
Na het vertrek der Fransen ontscheepten hier, als zo dikwijls
was gebeurd, veel Engelse troepen. De nieuwe soeverein, koning
Willem I, bezocht de vesting op 13 juni 1815, twee dagen voordat
Napoleon de zuidelijke grens van het nieuwe koninkrijk overtrok
en vijf dagen voordat deze bij Waterloo definitief werd
verslagen. De koning besteedde veel aandacht aan de vesting,
maar het leverde weinig op.
Alhoewel een aantal heerlijke rechten na 1813 werden hersteld,
werden die van Oranje op Willemstad – evenals het
gouverneurschap over Willemstad van vóór 1795 – nooit hersteld.
De titel Heer van Willemstad – en nu Vrouwe – had voortaan
alleen maar een symbolische betekenis.
Tijdens de Belgische Opstand 1830 – 1839 werd Willemstad weer
in staat van verdediging gebracht, evenals in 1870 tijdens de
Frans – Pruisische Oorlog.
Bij de wet van 21 december 1853 werd een verbod ingesteld binnen
een bepaalde kring rond een vestingwerk gebouwen te stichten of
werken te doen. Willemstad werd hierin als vesting der eerste
klasse geclassificeerd.
Bij de Vestingwet van 1874 werd een groot aantal vestingen
opgeheven. De resterende vestingen werden ingedeeld bij een
aantal stellingen. Willemstad werd de centrale
vesting van de
Stelling van het Hollandsch Diep en het Volkerak.
Landbouw
Hoewel een goed garnizoen belangrijk voor de Willemstadse
middenstand was, was landbouw toch de belangrijkste bron van
bestaan. Meer dan 50% van de actieve mannelijke beroepsbevolking
verdiende hierin een schamele boterham. Ook veel vrouwen en
kinderen werkten mee op de akkers.
Volgens een opgave van het gemeentebestuur bestond de gemeente
in 1811 uit 1933 ha, waarvan 1125 ha akkerbouw (voornamelijk
granen), 443 ha weiland, 54 ha dijken, 28 ha houtland, 25 ha
riet en 258 ha ongecultiveerd.
Vooral de jaren 1850 tot 1880 waren goede jaren voor de
landbouw. In 1880 begon een landbouwcrisis die veroorzaakt werd
door ongelimiteerde import van het veel goedkopere Amerikaanse
graan. De aardappel- en suikerbietenteelt namen steeds meer toe,
de laatste vooral gestimuleerd door de bouw van een aantal
suikerfabrieken in de omgeving. In 1868 besloeg de
aardappelteelt 48 ha en die van suikerbieten 18 ha. Dertig jaar
later waren dat er resp. 81 en 147 ha.
Voor een betere afwatering van de polder werd aan de Kromme
Kreek zuidelijk van de Bovensluis in 1850 een windmolen gebouwd,
die in 1882 werd vervangen door het stoomgemaal Eensgezindheid.
 |
Nieuwe Godshuizen
De komst van de Watergeuzen op het Eiland van de Ruigenhil in
1572 betekende een eind van de rooms-ka tholieke parochie en het
begin van de protestantisering.
De weinige overgebleven rooms-katholieken konden alleen nog
terecht in Standdaarbuiten.
Voor katholieke militairen van het garnizoen werden in 1766 twee
kamers in de kazerne beschikbaar gesteld.
In de Bataafse tijd hadden alle godsdiensten gelijke rechten en
vrijheden gekregen. In 1796 werd in Fijnaart een katholieke
parochie opgericht, waartoe ook Willemstad ging behoren. De
gemeente vermeldde in 1818 dat er toen 28 katholieke gezinnen in
de kom woonden en dat er 56 katholieke militairen in garnizoen
waren.
In 1832 kreeg Willemstad zijn eerste pastoor, namelijk de
29-jarige kapelaan J. van Genk. In de Landpoortstraat werd een
huis voor hem gekocht, waarin tevens de godsdienstoefeningen
konden worden gehouden. Achter dit huis werd in 1834 een
schuurkerk gebouwd. De nieuwe parochie kreeg de naam H. Maagd
Maria, dezelfde naam als de parochie van 1566.
Na afbraak van huis en schuur werd in 1874 een nieuwe pastorie
gebouwd en op 23 juli 1874 werd de eerste steen gelegd voor een
kerkje in neogotische stijl, die evenals de pastorie was
ontworpen door architect P. Soffers. Deze kerk werd op 21 april
1875 ingewijd. Het toenmalige interieur van de kerk is te zien
op bijgaande foto uit 1915. In november 1944 werd zij door
artilleriebeschietingen ernstig beschadigd en in andere stijl
herbouwd.
In 1834 ontstond er in de Ned. Hervormde Kerk een
afscheidingsbeweging, die ook in Willemstad tot gevolg had dat
een kleine groep zich afscheidde. Een verzoek aan de gemeente om
erkend te worden en om hun erediensten in een schuur te houden
werd afgewezen. Eerst in 1841 werd bij Koninklijk Besluit een
"Christelijk Afgescheiden Gemeente te Willemstad" toegelaten. De
erediensten werden gehouden in een schuur achter wat nu het
Wapen van Willemstad is.
Een nieuwe afscheidingsbeweging in de Ned. Hervormde kerk
ontstond in 1886, de zgn. doleantie (=geestelijk verontrust,
smart lijden). De dolerende kerken gingen in 1888 op in de
"Nederduits Gereformeerde Kerken". Deze fuseerden in 1892 met
een deel der afgescheidenen van 1834 tot de "Gereformeerde
Kerken in Nederland". Aanvankelijk maakten de dolerenden
aanspraak op de Koepelkerk en andere bezittingen van de Ned.
Hervormde Kerk, maar dit ging toch niet door. Daarom werd aan
het gemeentebestuur verzocht een eigen kerkgebouw te mogen
stichten. Dit verzoek werd door het gemeentebestuur afgewezen
met als reden dat hierdoor onrust en verdeeldheid onder de
burgerij zou ontstaan. Van Gedeputeerde Staten verkregen zij wel
toestemming voor een kerkgebouw, maar het gemeentebestuur ging
hiertegen in beroep. Op 19 april 1890 besliste de Raad van State
dat de gemeente de bouw van een kerk moest toestaan.
Vanaf 1889 waren de dolerenden in een schuur aan de Voorstraat
bijeen gekomen. Op 28 juli 1890 werd daar de eerste steen gelegd
van het nieuwe kerkgebouw met aansluitend daaraan een
schoolgebouw. De minimale afstand tot de Koepelkerk en de
maximale hoogte van de toren werd door het gemeentebestuur
nauwkeurig bepaald. In het schoolgebouw werd op 3 augustus 1891
door de Vereniging "School met de Bijbel" met het christelijk
onderwijs gestart.
Verbindingen
Sinds 1797 bestond er een postwagendienst van het Tolhuis aan de
Buitensluis, via Willemstad, Dinteloord, Steenbergen, Bergen op
Zoom naar Antwerpen. Kort daarop werd een contract gesloten met
Katendrechtse voerlieden om hun passagiers naar Antwerpen via de
Buitensluis en Willemstad te vervoeren. In de winter waren de
onverharde dijken en wegen echter te slecht, waardoor de route
dan via Moerdijk liep.
Bij een decreet van 16 december 1811 werd voor West-Europa een
wegennet vastgesteld met o.a. de verbinding Amsterdam –
Antwerpen over Rotterdam – Numansdorp – Willemstad – Steenbergen
– Bergen op Zoom. Deze weg werd tot keizerlijke weg van de 3e
klasse verklaard.
Naast de al bestaande markt- beurt- en overzetveren die nog van
wind en getij afhankelijk waren, kreeg Willemstad op 15 mei 1889
een dagelijkse stoombootverbinding met Dordrecht en Rotterdam.
Deze werd verzorgd door de Rederij "Thor" van Arie Smit te
Slikkerveer met het s.s. "THOR VI", later vervangen door de
"THOR VIII". Overigens deden voordien al raderstoomschepen, die
vanuit Rotterdam, Middelburg en Zierikzee lijndiensten
onderhielden, regelmatig Willemstad aan. Hoewel Willemstad in
een uithoek van Brabant lag, was er van een isolement toch geen
sprake. Alleen zware ijsgang bemoeilijkte de verbindingen met
Holland, waarop Willemstad economisch was aangewezen. Hierop was
men echter op voorbereid door 's winters grotere voorraden aan
te leggen.
In 1870 werd er een telegraaflijn vanaf Moerdijk naar
Willemstad aangelegd en drie jaar later een lijn naar Oude Tonge
via de forten De Hel en De Ruijter. Voor de telegraafdienst werd
in 1872 aan de Kerkring een nieuw telegraafkantoor, tevens
postkantoor gebouwd.
Tekst: |
C. van Mastrigt |
Afbeeldingen: |
Stadhuis – reconstructietekening toestand rond 1800 door
C.J. Struijk |
|
Voormalig stoomgemaal Eensgezindheid 1985 – C. van
Mastrigt |
|
Interieur R.K. kerk 26.4.1915 – NA – 3.09.25 193/194 |
|
s.s. THOR – P.W. de Visser |
|